Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AH8651

Datum uitspraak2003-06-25
Datum gepubliceerd2003-06-25
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200206650/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 19 december 2001 heeft het bestuur van de stichting "Stichting financiële hulpverlening vuurwerkramp" (hierna: het bestuur) een aanvraag van appellante om een tegemoetkoming krachtens de Regeling onkosten buitengewone omstandigheden particulieren vuurwerkramp Enschede (hierna: de Regeling) afgewezen en het aan haar terzake verstrekte voorschot ter hoogte van ƒ 19.000,00 (€ 8.621,82) teruggevorderd. Bij besluit van 15 februari 2002 heeft het bestuur het daartegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 23 oktober 2002, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank te Almelo (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard.


Uitspraak

200206650/1. Datum uitspraak: 25 juni 2003 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellante], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak van de rechtbank te Almelo van 23 oktober 2002 in het geding tussen: appellante en het bestuur van de stichting "Stichting financiële hulpverlening vuurwerkramp". 1. Procesverloop Bij besluit van 19 december 2001 heeft het bestuur van de stichting "Stichting financiële hulpverlening vuurwerkramp" (hierna: het bestuur) een aanvraag van appellante om een tegemoetkoming krachtens de Regeling onkosten buitengewone omstandigheden particulieren vuurwerkramp Enschede (hierna: de Regeling) afgewezen en het aan haar terzake verstrekte voorschot ter hoogte van ƒ 19.000,00 (€ 8.621,82) teruggevorderd. Bij besluit van 15 februari 2002 heeft het bestuur het daartegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 23 oktober 2002, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank te Almelo (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 december 2002, hoger beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 19 december 2002. Deze brieven zijn aangehecht. Bij brief van 4 februari 2003 heeft het bestuur van antwoord gediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 mei 2003, waar het bestuur, vertegenwoordigd door mr. P.M. Bakker Schut, is verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Appellante en haar echtgenoot hebben elk afzonderlijk een aanvraag ingediend voor verlening van een tegemoetkoming krachtens de Regeling. Beide aanvragen hebben betrekking op de woning aan de [locatie 1], die zij ten tijde van de vuurwerkramp tezamen bewoonden. Naar aanleiding van de aanvraag van de echtgenoot van appellante is hem krachtens de Regeling een tegemoetkoming toegekend. Tevens is hem krachtens de zogenoemde Regelingen I en II een bedrag toegekend. Bij deze toekenningen is uitgegaan van een huishouden van twee personen. 2.2. Ingevolge artikel 2 van de Regeling, voorzover thans van belang, is gerechtigd tot een uitkering op grond van deze Regeling ieder echtpaar, gezin of alleenstaande: a. van wie als direct en onmiddellijk gevolg van de vuurwerkramp de door hem bewoonde woning volledig is verwoest of door de gemeente blijvend onbewoonbaar is verklaard, (…) c. en door of namens wie overeenkomstig deze Regeling een aanvraag voor die uitkering is ingediend. 2.3. Appellante betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het aan haar verstrekte voorschot ten onrechte van haar wordt teruggevorderd, omdat zij voor haar woning aan de [locatie 2] ten onrechte niet voor een tegemoetkoming in aanmerking is gebracht. Dit betoog faalt, reeds omdat is gesteld noch gebleken dat terzake van die schade een tegemoetkoming is gevraagd. 2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient, zij het met verbetering van de gronden waarop die rust, te worden bevestigd. 2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, ambtenaar van Staat. w.g. Loeb w.g. Sparreboom Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 25 juni 2003 164/195-408.